
Ik ben bezig een verhalenbundel te schrijven voor jonge kinderen. Een paar verhalen over een klein Surinaams meisje dat samen met haar vrienden de leukste avonturen beleeft. Ik zat er lekker in totdat ik er niet meer in zat. En daar zat ik dan, aan mijn keukentafel – die volgens een vriendin geen keukentafel is, maar een eettafel – starend naar mijn laptopscherm. Dat scherm, dat normaal mijn verhalen tot leven brengt, had me deze keer niets meer te bieden dan een halve pagina. In mijn vorige blog had ik je verteld over mijn Amerikaanse vriendin Julia en de verschillende dingen die ik volgens haar zou moeten doen om dichtbij de kern van mijn creativiteit te blijven. Toen die boze blokkade zich zo aandrong, ben ik spullen gaan kopen voor mijn artist date. Lekker low budget, want het geld voor het werk dat je leest staat nog niet op mijn rekening. IJverig vulde ik mijn mandje met een nieuw pak stiften en een bedrukt doek vol met bloemen en een grote vlinder in het midden.
Eenmaal thuis aangekomen, trok ik me terug in mijn vertrouwde kamertje, dat ik overigens moet delen en begon te kleuren.
Eerlijk? De manier waarop Julia over die artist dates sprak, had me een golf aan ideeën doen verwachten. Maar toen ik de tweede bloem inkleurde, merkte ik iets onverwachts: ik dacht juist nergens aan. Helemaal niets. Geen piekerende gedachten, geen zorgen, geen geluid. Mijn gedachten waren stil. Ik dacht niet eens na over het kleuren zelf. En terwijl die stilte over me heen kwam, voelde ik ineens een traan langs mijn wang rollen. Het voelde warm en goed, alsof mijn lichaam een resetknop had ingedrukt.
De volgende dag, toen ik weer achter mijn laptop zat, gebeurde het: ik schreef zonder stoppen. De woorden stroomden eruit alsof ze nooit waren verdwenen. En nu? Ik ben verder met mijn verhalenbundel dan ik had durven hopen.
Reactie plaatsen
Reacties